Energietransitie : Politiek Robuust
De Energietransitie is onomkeerbaar ingezet. De Europese Energie Unie gaat uit van tenminste 80% CO2-reductie in 2050. Het Nederlandse Kabinetsbeleid sluit zich daarbij aan. Duitsland, Engeland en Denemarken hebben allen energieplannen met een soortgelijke ambitie.
De Energietransitie is niet zozeer een technologisch proces, maar bij uitstek een complex maatschappelijk/ politiek proces, omdat energie verweven is met alle maatschappelijke sectoren. En het is een proces dat zich in een economische markt, in een Europese context en in (de nasleep van) een financiële crisis moet voltrekken. Zo’n proces vraagt tijd, maar er is ook urgentie, een voortvarende aanpak is nodig.
Met het Nationale Energieakkoord (NEA 2013) is een eerste stap gezet op de weg van die energietransitie. Doelen voor 2023 zijn 1,5% energiebesparing per jaar, 16% duurzame energie en 15.000 nieuwe banen. Het NEA is niet meer dan een eerste stap. De ambitie van de Energietransitie reikt verder. De realisatie van een duurzame energiehuishouding in 2050 en de urgentie van het klimaatbeleid vereisen een structurele aanpak over langere termijn.
Het NEA is onder auspiciën van de SER gesloten tussen een veertigtal maatschappelijke organisaties. Dat is van waarde. Het Kabinet heeft zich gecommitteerd aan het NEA en het Ministerie van EZ is sterk betrokken bij de uitvoering. De politieke partijen en hun fracties zijn formeel geen partij in het akkoord. Maar juist omdat de Energietransitie zo’n maatschappelijk/politiek proces is, is de opvatting van politieke partijen over de Energietransitie en over de structurele aanpak ervan van groot belang.
Daarom heeft het Duurzaamheids Overleg Politieke Partijen (DOPP) het initiatief genomen om die discussie met politieke partijen aan te gaan. Wat is over langere termijn een structurele aanpak van de Energietransitie? Rond de Tussenevaluatie 2016 wordt daarover ongetwijfeld in kringen rond het NEA nagedacht. Maar het DOPP wil graag een brug slaan naar de politiek en ook tussen de politieke partijen de discussie daarover op gang brengen. Wel op enige afstand van de dagelijkse politieke praktijk want de vraagstelling verdient een reflectieve benadering die niet al te zeer gehinderd wordt door actuele politieke thema’s. Daarom zijn de Wetenschappelijke Instituten van een aantal politieke partijen (WI’s) met elkaar om tafel gegaan over de genoemde vraagstelling. Dat heeft geleid tot deze publicatie.
Teldersstichting (VVD)
Wiardi Beckman Stichting (PvdA) Wetenschappelijk instituut voor het CDA
Mr. Hans van Mierlo Stichting (D66)
Bureau de Helling (GroenLinks)
Guido de Brès Stichting (SGP)
Duurzaamheids Overleg Politieke Partijen (DOPP)
September 2015